Geschiedenis landbouw Arendonk
Door Guido Goetelen
8 Maart 2019

Geschiedenis landbouw

De oudste inwoners, overeenkomstig met hun oorsprong, leggen zich voor hun bestaansmiddelen zich toe op landbouw en veeteelt.

De landbouw omvat:

Hoornvee, geiten, varkens en schapen. Het hoornvee wordt geweid in gemeenschappelijk bezeten vroenten, zijnde natuurlijke grazingen en heidevelden. Naast veeteelt treft men ook gevogelte aan, hennen en ganzen.

Ten tijde van het Frankisch stelsel wordt de grond in gemeenschap bewonnen, in driejaarlijkse bezaaiingen. Vandaar driesakkers of driezen. Rogge is de meest uitgebreide graanteelt. Rogge past zich zeer goed aan, aan de lichte Kempische zandgrond. Haver dient tot voedsel van de trekdieren, paarden, ossen en ook wel koeien. Gerst is er voor de bierbrouwerij. Er bestaat een uitgebreide bonenteelt, bonen vormen met brood en varkensvlees ( met jacht- en visopbrengsten) de volksvoeding. In de 13° eeuw breidt de rapenteelt zich uit, in de 15° wordt er ook vlas gewonnen ten behoeve van de tijkwevers.

1600-1800:

In de 18° eeuw ontwikkelt zich de kousenhandel. Deze nijverheid vraagt een grote hoeveelheid wol, de wolopbrengst is een lonende bezigheid. Om die wol vermeerdert het aantal schapen, de kudden vinden op de heide overvloedig en goedkoop voedsel. Het ontginnen van nieuwe gronden vraagt veel en krachtige meststoffen, deze vindt de landbouwer in de mest van zijn kudde. Ooit waren er in Arendonk 35 schapenkudden!